Begrippen in Magic
The Gathering
Wil je het spel Magic The Gathering (MTG) leren
spelen? Dan merk je al snel dat je heel veel woorden tegenkomt op de kaarten en
in de gesprekken met andere spelers. Voor de ervaren spelers zijn deze
begrippen logisch, maar de beginnende speler ziet soms door de bomen het bos
niet meer. Je leert MTG het makkelijkst door tegen ervaren spelers te spelen.
De meeste spelers vinden het leuk om beginners uitleg te geven. Maar je gaat
natuurlijk ook zelf op onderzoek uit, bijvoorbeeld op internet. Er zijn heel
veel websites die uitleg geven. Vooral op de website van Wizards of the Coast
(https://magic.wizards.com/en), de uitgever van MTG, vind je een hele
duidelijke uitleg. Deze is alleen wel in het Engels. Zoek je op internet in het
Nederlands naar "MTG begrippen", dan vind je helaas geen duidelijk
overzicht. Daarom heb ik hieronder een lijst met begrippen voor je
samengesteld. Mis je toch nog een betekenis van een woord? Laat het me weten,
dan kan ik die toevoegen.
Deathtouch:
Heeft een creature deathtouch, dan
is de gespeelde schade genoeg om de aangevallen creature te verslaan. Het maakt
niet uit hoe laag de schade is.
Double
Strike: Een creature
met Double Strike geeft schade in de eerste aanvalsstap (tegelijk met creatures
met First Strike). Dan geeft Double Strike nogmaals schade tijdens de tweede
aanvalsstap (tegelijk met gewone creatures).
Enchant:
Enchant (doel) geeft
aan welk doel ze kunnen betoveren. Enchant is altijd omschreven met een doel
erachter (bijvoorbeel Enchant creature), wat aangeeft wat betoverd kan worden.
Equip: Equipping is iets toevoegen aan een
creature. Je geeft het creature bijvoorbeeld een extra kracht.
First
Strike: First strike
voegt een extra stap toe aan het geven van schade tijdens een gevecht. Een
creature met First strike geeft zijn schade voordat andere creatures dit doen.
Flash: Flash geeft een kaart het voordeel dat
deze altijd gespeeld mag worden als je ook een instant zou kunnen spelen.
Flying:
Creatures met Flying
kunnen niet geblokkeerd worden door andere creatures, behalve als deze ook
flying of reach hebben. Creatures met Flying kunnen andere creatures wel
blokkeren, of deze nu wel of geen Flying hebben.
Haste:
Creaturs met Haste
kunnen direct ingezet worden in de beurt dat ze op het veld komen. In
tegenstelling tot creatures zonder Haste. Zij kunnen pas in de volgende beurt
ingezet worden.
Hexproof:
Spells en krachten van
kaarten van je tegenstander hebben geen effect op een kaart van jou met
Hexproof. Kaarten met Hexproof kunnen wel schade oplopen door spells of
krachten van je eigen kaarten.
Indestructable:
Indestructable
betekend dat een permanente kaart met deze kracht, niet kan worden vernietigd
en niet dood kan gaan door dodelijke schade.
Intimidate:
Een creature dat
Intimidate heeft, kan alleen geblokkeerd worden door artifact creatures en met
creatures met dezelfde kleur.
Landwalk: Een creature met Landwalk kan niet
geblokkeerd worden, zolang de verdedigende speler land heeft van een specifiek
type.
Lifelink:
Als een kaart met lifelink
schade geeft, krijgt de speler die de kaart in bezit heeft een aantal levens,
gelijk aan het aantal schade wat hij uitdeelt.
Menace:
Een creature met
Menace kan alleen geblokkeerd worden door twee of meer creatures.
Protection: Een kaart met Protection, is beschermd
tegen schade, toverkracht en blokkade.
Prowess:
Een creature met
Prowess krijgt +1/+1 tot het einde van de beurt als de speler een noncreature
spell speelt.
Reach: Een kaart met Reach kan creatures met Flying blokkeren.
Scry:
Als een kaart aangeeft
"Scry X", dan mag je de bovenste X kaarten van je trekstapel
(library) bekijken. Deze kaarten mag je
dan naar keuze onderop of bovenop je trekstapel terugleggen.
Shroud: Een permanente kaart met Shroud wordt
niet geraakt door spells of krachten, ook niet die van jou zelf.
Trample: Trample geeft de mogelijkheid om de
schade die overblijft nadat een creature deze blokkeert, deze door te geven aan
de verdedigende speler.
Vigilance:
Een creature met
Vigilance hoeft niet getapped te worden als hij aanvalt.